De steppe zal bloeien

een lied onder de loep door Gerard Swüste

‘DE STEPPE ZAL BLOEIEN’

Tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen

De steppe zal bloeien,
de steppe zal lachen en juichen.
De rotsen die staan
vanaf de dagen der schepping
staan vol water, maar dicht –
de rotsen gaan open.
Het water zal stromen,
het water zal tintelen stralen,
dorstigen komen en drinken.
De steppe zal drinken,
de steppe zal bloeien,
de steppe zal lachen en juichen.

De ballingen keren
zij keren met blinkende schoven.
Die gingen in rouw
tot aan de einden der aarde
een voor een, en voorgoed,
die keren in stoeten.
Als beken vol water
als beken vol toesnellend water
schietend omlaag van de bergen.
Met lachen en juichen –
die zaaiden in tranen
die keren met lachen en juichen.

De dode zal leven
de dode zal horen: nu leven.
Ten einde gegaan
en onder stenen bedolven
dode, dode, sta op,
het licht van de morgen.
Een hand zal ons wenken
een stem zal ons roepen: Ik open
hemel en aarde en afgrond.
En wij zullen horen
en wij zullen opstaan
en lachen en juichen en leven.

In het Verzameld Liedboek staat onder dit lied de verwijzing naar Jesaia 35: 1-10: ‘Woestijn en dorre vlakte zullen zich verheugen, de steppe zal juichen en bloeien, als een roos, bloeien en bloeien en juichen, ja met gejuich en gejubel…Dan wellen waterstromen op in de woestijn en beken in de steppe…’

In navolging van de profetie van Jesaia is De steppe zal bloeien een bruisend lied dat je het lachen en juichen in de mond legt. Het lied bezingt één van de grote thema’s van de Schrift: na slavernij komt bevrijding, na woestijn komt nieuw land, na ballingschap komt feestelijke terugkeer, na dood komt leven. Dat is aan de ene kant een meer dan vreugdevolle boodschap, maar anderzijds is die toch ook ongemakkelijk. Is het nu zo, dat je eigenlijk blij moet zijn in je ellende, omdat dan de redding nabij is? En komt die bevrijding dan ook daadwerkelijk? Of worden we met een vage belofte aan het lijntje gehouden? En leven na de dood? We zingen toch ook welgemeend ‘en niemand die de dood is ingegaan keerde ooit terug om ons van U te groeten’.

Zoals zo vaak is ook dit een lied van drie coupletten. Hier geen verleden-heden-toekomst of iets dergelijks. Ieder couplet begint met een situatie: de steppe, de ballingschap, de dood. Het gaat, om het oneerbiedig te zeggen, per couplet van kwaad tot erger. De steppe kun je nog doorkomen, al is het dan pas na veertig jaar. In de ballingschap zit je gevangen en kun je geen kant op, totdat je weer mag terugkeren. En de dood, dat lijkt het absolute einde. Ieder couplet begint in de eerste regel met een radicale tegenstelling: steppe zal bloeien, balling zal keren, dode zal leven. En dat wordt in iedere tweede regel nog even nadrukkelijk bevestigd.

Het eerste couplet: de steppe. De rotsen, keihard, blijken al ‘vanaf de dagen der schepping’ vol water te staan. Alsof gezegd wil zijn: wat hier gebeurt, dat de rotsen opengaan en dat het water stroomt, dat is vanaf het eerste moment van de schepping een gegeven. Zo zal het altijd gaan. Het lied verwoordt hier op schitterende wijze, dat nieuw leven, opstanding of hoe je het ook noemen wilt, in de natuur, in onze natuur zit ingebakken. Het is soms niet te geloven, maar zo is het echt. Vanaf den beginne. En deze woorden herinneren natuurlijk aan het verhaal in Exodus 17:6: Mozes slaat het water uit de rots. In dit couplet is er naast de schraalheid van de schepping sprake van overvloed: het water stroomt, tintelt en straalt, de steppe bloeit en kan dus eigenlijk niet anders dan lachen en juichen. Zoals de natuur ons in de lente toelachen kan.

Het tweede couplet: de ballingen keren. Zoals Psalm 126 bezingt ‘Toen de Levende Sion naar huis liet terugkeren, was het alsof we droomden…Die nu zaaien in tranen zullen juichend oogsten’. In Psalm 126 wordt het nog gezongen als een soort vergelijking: de ballingen keren terug naar huis, juichend, zoals iemand die in tranen heeft gezaaid juichend zal oogsten’. In dit lied wordt dat ineengeschoven: de ballingen keren met blinkende schoven. Ze oogsten. Ze gingen in rouw, en niet zomaar, maar ‘tot aan de einden der aarde’, dat wil zeggen: ze moesten tot het uiterste gaan, door het allerdiepste dal. Nu keren ze, in stoeten. Prachtig gekozen, dat woord, want een stoet past bij een enorm feest. En opnieuw dat water. Nu niet in stromen uit de rots, maar nu als beeld voor de enorme stoet mensen die lachend en juichend zijn weg naar huis vindt.

Het derde couplet: de dode. Ten einde gegaan en, zo te lezen, voorgoed: onder stenen bedolven. Dat doet denken aan de grafsteen, maar misschien ook wel aan de rotsen in het eerste couplet die ook zo definitief en ondoordringbaar leken, maar uiteindelijk vol water en leven bleken te zitten. In dit couplet is het niet: de dode staat op. Nee, de dode wordt geroepen om op te staan. Even verder blijkt, dat het over ons gaat: ‘een hand zal ons wenken, een stem zal ons roepen. Hemel en aarde zullen opengaan, wij zullen horen, opstaan, lachen, juichen, leven. In dat laatste couplet klinkt dus het ‘wij’. En dan weten we meteen, dat dit hele lied over ons gaat, al vanaf de eerste regel. Het gaat over onze steppe, onze ballingschap, onze dood.

Het lied De steppe zal bloeien is een opstandingslied. Het is een lied tegen beter weten in. In dit lied zingen we meer dan we weten, meer dan we kunnen zeggen. We zingen als het ware op onze tenen. En dat mag. Een visioen tegemoet. Zingen vanuit de diepte naar de weg omhoog.
Het is ook een van de vele liederen die ons leert om de Schrift te lezen. Het is niet zo maar een verhaal van toen, ooit. Het is ons verhaal, het gebeurt aan ons en het gaat over onze toekomst, ons visioen.
Het is uit volle borst gezongen op alle 8-mei-manifestaties door mensen die leden onder de steppe en de doodsheid in de kerken. Het is gezongen bij uitvaarten, omdat we de herinnering aan de dode levend willen houden en omdat we alleen maar kunnen zingen over wat we niet weten, maar toch ergens aanvoelen of hopen. En het wordt op gewone zondagen gezongen. Het lied staat boordevol met ‘zal’ en ‘zullen’. Maar het klinkt niet als een ‘zeker weten’. Het klinkt als een lied van hoop, tegen de harde werkelijkheid in. En precies in die geest is de hele Schrift geschreven.

Deel dit artikel!

Comments are closed.