‘DEZE WERELD OMGEKEERD’

Een lied onder de loep genomen in maart door Gerard Swüste

tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers

De wijze woorden en het groot vertoon,

de goede sier van goede werken

de ijdelheden op hun pauwentroon

de luchtkastelen van de sterken

al wat hoog staat aangeschreven

zal Gods woord niet overleven

hij wiens kracht in onze zwakheid woont

beschaamt de ogen van de sterken.

 

Zijn woord wil deze wereld omgekeerd

dat lachen zullen zij die wenen

dat wonen zal wie hier geen woonplaats heeft

dat dorst en honger zijn verdwenen –

de onvruchtbare zal vruchtbaar zijn

die geen vader was zal vader zijn

mensen zullen and’re mensen zijn

de bierkaai wordt een stad van vrede.

 

Wie denken durft dat deze droom het houdt

een vlam die kwijnt maar niet zal doven

wie zich aan deze dwaasheid toevertrouwt

al komt de onderste steen boven

die zal kreunen onder zorgen

die zal vechten in ’t verborgen

die zal waken tot de morgen dauwt –

hij zal zijn ogen niet geloven.

Youtube: https://www.youtube.com/watch?v=sW5Kl_b50x0

In kleine lettertertjes staat er in het Verzameld Liedboek van Huub Oosterhuis onder dit lied: 1 Korintiërs 1:18-22. Paulus schrijft daar in kort bestek op hoezeer het woord van de Schrift haaks staat op wat bij mensen in tel is: ‘Heeft God de wijsheid van de wereld niet tot dwaasheid gemaakt?’ en ‘Judeeërs vragen tekenen en Hellenen zoeken wijsheid, maar wij prediken een gekruisigde Christus die kracht van God is en wijsheid van God’. Het is de kern van onze verkondiging. Spontaan zoeken we naar houvast, zekerheid, rijkdom, comfort. De Schrift wijst de andere kant op: zoek eerst maar het Koninkrijk, dan komt de rest er vanzelf wel. Dat is inderdaad de wereld op zijn kop.

 

‘Deze wereld omgekeerd’ telt drie coupletten, zoals we dat zo vaak tegenkomen bij couplet-liederen. Meestal wijst dat op een opbouw. In dit lied zou die als volgt kunnen zijn: het eerste couplet zingt dat wijsheid van de wereld Gods woord niet zal overleven: zijn kracht woont in onze zwakheid. Hoe dat gestalte krijgt staat in couplet twee: alles keert om in zijn tegendeel. En couplet drie zingt die dwarse boodschap naar binnen: durven we dat te geloven? Het lied is dus eigenlijk een preek: profetisch woord – wat betekent dat concreet? – durven wij dat aan?

 

Het eerste couplet neemt meteen duidelijk een standpunt in: ‘groot vertoon, goede sier, ijdelheden, pauwentroon, luchtkastelen’ het lijkt een litanie op de persoon van de patser. Die gaat het niet maken. Je zou kunnen zeggen: de genadeklap krijgen de sterken in de vierde regel: dan blijkt hun gedoe niet meer dan een luchtkasteel. De toon is die van de profeten: hard ingaan tegen wat vanzelfsprekend en onder mensen normaal gevonden wordt. Glashelder laten zien dat dat niet deugt. Gods woord wil ons een andere kant op sturen.

Je kunt je afvragen: heeft dat eerste couplet niet ook zijn positieve kanten? Gaat het niet over ‘wijze woorden’ en over ‘goede werken’? Ja, maar toch. De wijze woorden verliezen hun wijsheid als ze met groot vertoon worden gebracht en dan is het nog maar de vraag of het wel zulke wijze woorden zijn. En goede werken zijn niet goed als ze alleen maar worden gedaan om er goede sier mee te maken. Allemaal luchtkastelen dus. Ze zullen Gods woord niet overleven. Echte kracht is niet te vinden in groot vertoon, maar in onze zwakheid. En dat is niet onze eigen kracht, maar Gods kracht. De zogeheten sterken staan beschaamd en voor schut. Het eerste couplet doet me denken aan Psalm 8: de kracht van de Levende steunt op stemmen van kinderen, aan de kleine mens heeft God de schepping toevertrouwd. De Schrift zet alle gangbare menselijke verhoudingen op zijn kop.

 

Het tweede couplet heeft het over zijn woord. Er staat niet: zijn woord zal de wereld omkeren, maar zijn woord wil deze wereld omgekeerd. Zijn woord stuurt ons die kant op. Maar of dat ook werkelijk zal gebeuren, is aan ons. Gaan wij dat woord waarmaken? In dat tweede couplet klinkt een echo van de verkondiging van Jezus in de Bergrede (Matteüs 5): wie weent zal getroost worden; wees blij als ze jullie uitschelden en vervolgen. En ook is er verwijzing naar de verhalen uit Genesis en Exodus: er zal een woonplaats zijn. De Schrift vertelt dat mensen vanaf Abraham op weg zijn naar een woonplaats. Altijd weer dat visioen van een nieuw, goed land, waar recht wordt gedaan en waar vrede is. Soms moet je dan eerst veertig jaar door de woestijn. Mensen zullen daar andere mensen zijn. Het is niet meer vechten tegen de bierkaai, maar het is een stad van vrede.

 

En geloven we dat ook? En gaan we dat ook doen? Nou, zingt het derde couplet, daar is wel moed voor nodig. Durven we dat wel? Dat die vlam, dat vuur in ons, niet zal doven? Jesaia heeft daarover geschreven in zijn visioen over de dienstknecht van de Levende: ‘Het geknakte riet zal hij niet breken en de kwijnende vlaspit zal hij niet doven…hij vestigt recht op aarde’ (Jesaia 42). Vertrouwen we ons wel toe aan deze dwaasheid? Want in de ogen van mensen is dit allemaal mooi gezegd, maar verder grote onzin. En hou je dat vol, ook als de onderste steen boven komt? De onderste steen boven, dat is natuurlijk letterlijk de wereld omgekeerd. Maar het heeft ook de betekenis van: het wordt tot op de bodem uitgezocht, de waarheid komt aan het licht.

Als je deze weg wil gaan, staat je een zware tijd te wachten: kreunen onder zorgen. Dat zijn de zorgen die je hebt omdat je het leven serieus neemt, omdat je begaan bent met het leed van anderen, omdat je niet de andere kant op kijkt. Het is vechten in het verborgen, omdat het levensbedreigend is, je moet ondergronds gaan, op hoop van zegen, tegen de klippen op; waken, attent blijven, wakker blijven tot de morgen dauwt (‘Hoever is de nacht?’). Niet zomaar tot de morgen komt, maar tot de morgen dauwt. Het is voelbaar. Het is niet meer koud, maar lekker fris; het is niet meer donker, maar er daagt licht. Ja, daar gebeurt het. Je gelooft je ogen niet.

 

En ook die laatste zin is veelbetekenend. Want in het hele lied is eigenlijk al uitgezongen, dat je niet zomaar je ogen moet geloven. Je moet wel zien, maar zo, dat je door deze werkelijkheid heenkijkt en daar geen genoegen mee neemt. Dat je ziet dat deze wereld moet worden omgekeerd. En intussen zingen we bij onszelf iets van die ommekeer naar binnen.

 

 

 

Deel dit artikel!

Comments are closed.