Eerste Stem

‘EERSTE STEM’ – O PASTOR ANIMARUM

Tekst: Jannet Delver naar Hildegard von Bingen Muziek: Thom Löwenthal

Eerste stem,
Herder der Ziel,
Gij, Enige,
Ik-zal-er-zijn,
Ach, hoe is uw naam,
Gij die ons schiep?

Hoor ons dan nu
En roep ons weg
Uit chaos, ellende
En matheid.
Raak onze veerkracht aan,
Raak onze veerkracht aan,
Raak onze veerkracht aan!

Dit lied onder de loep door Gerard Swüste

Hildegard van Bingen leefde in de 12e eeuw. Ze ging op jeugdige leeftijd naar de abdij en ze was ook nog jong toen ze abdis werd. De aantrekkingskracht van haar kloostergemeenschap was zo groot, dat ze al spoedig plaats te kort kwamen en er een tweede abdij gebouwd moest worden. De plaatselijke abt bekeek dat met scheve ogen en probeerde haar op allerlei wijzen tegen te werken. Dat mocht niet baten. Niemand minder dan de grote Bernardus van Clairvaux stond pal achter haar en moedigde haar ook aan om alles wat autoriteit was te bestoken met brieven: de paus, de keizer, ze ontvingen post van Hildegard met maar één thema: je hoge ambt is een grote verantwoordelijkheid; gedraag je er ook naar. Hildegard wist alles van de natuur, van geneeskunde. En ze schreef liederen, ongetwijfeld geïnspireerd door de visioenen die ze kreeg.

‘Eerste stem’ is een tekst van haar, door Jannet Delver bewerkt. Het is een tekst die onmiddellijk opvalt door zijn directheid. Het is een gebed om geborgenheid, om kracht, om staande te blijven. Ondanks die directheid staan er toch genoeg woorden in om even bij stil te staan.
‘Eerste stem’: bedoeld is ongetwijfeld de stem die in den beginne, in het allereerste begin klonk en die chaos omvormde tot orde en tot bewoonbare wereld. De stem van de schepping. God sprak en het gebeurde, de daad werd gevoegd bij het woord. Die stem wordt hier bedoeld. De stem van iemand die doet wat hij zegt. Het lied vraagt aan die ‘eerste stem’ om dat werk van de schepping nu nog eens te doen: roep ons weg uit chaos, breng orde in ons binnenste, maak het leefbaar. Die stem, die stem van de Levende, heeft laten zien dat hij daartoe in staat is.
‘Herder der ziel’: het beeld van de ‘herder’ vinden we in de Schrift regelmatig terug, met misschien wel als hoogtepunt Psalm 23. Het is een beeld, dat veiligheid, geborgenheid uitstraalt: met God als herder kan je niets gebeuren, als je in zijn buurt bent, ben je altijd geborgen. God wordt bezongen als herder der ziel. Het betreft hier dus niet een gewone behoeder bij wie ik me veilig kan weten. Hier is sprake van iemand die mij in mijn kern, in mijn diepste zelf kan behoeden, voor mij zorg kan dragen.
Met ‘eerste stem’ is de Levende aangeroepen als schepper. Met ‘Ik-zal-er-zijn’ wordt hij aangeroepen als bevrijder uit de slavernij van Egypte. Daarmee spoort dit lied met heel veel psalmen, waarin god regelmatig herinnerd wordt aan zijn twee roemruchte daden: de schepping van hemel en aarde én de bevrijding uit de slavernij. De naam ‘Ik-zal-er-zijn’ wordt niet zomaar opgeroepen vanuit het verleden, maar het is een oproep aan God die nog steeds bevrijder is. En dat is de hele teneur van dat eerste couplet: een eerbetoon aan de Levende, omdat hij schepper, herder en bevrijder is geweest, maar meteen met de oproep om dat nu, voor ons, ook en nog steeds te zijn.
Na de Levende zo nadrukkelijk getypeerd en ook geactualiseerd te hebben, is het ontroerend om dan alsnog te zingen ‘ach, hoe is uw naam’. Hebben we die niet net bezongen? Nou, we hebben het geprobeerd, maar helemaal te bevatten is die naam niet. Naast de nabijheid en geborgenheid die je van de Levende ervaart, is daar toch ook die onmetelijke afstand.

Het eerste couplet is de aanroep. Het tweede couplet is het gebed. We bidden om te worden weggeroepen uit chaos, ellende en matheid. ‘Wegroepen’: we bidden niet om ‘er uit gehaald te worden’, maar om ‘geroepen’ te worden. Het is bidden, dat je altijd oor blijft hebben voor die eerste stem, en dat je er ook steeds gehoor aan geeft. Dat is de stem die je roept om je te bevrijden. Het is dus niet zo, dat alles maar aan de Levende wordt overgelaten, we bidden dat we zelf de moed hebben om op te staan. Weg uit chaos. Weg uit ellende. En dus vooral: weg uit matheid, uit: wat kan het me schelen, er is toch niets aan te doen, ik verander in mijn eentje de wereld toch niet. Dát gevoel. Daaruit opstaan. Zoeken naar je eigen veerkracht. Vragen dat de levende die aanraakt, weer tot leven wekt. Dat vragen tot drie maal toe. Dan is het een duidelijke, welgemeende, essentiële vraag.

‘Eerste stem’ is een lied, dat in de bewerking van Jannet Delver zijn eenvoud en bescheidenheid heeft behouden. Maar dat, anderzijds, een gebed is van levensbelang. Dat er vertrouwen is en vooral: dat er de (veer)kracht is om het leven aan te kunnen. Wat er ook gebeurt.

‘EERSTE STEM’

O PASTOR ANIMARUM

Deel dit artikel!

Comments are closed.