Ik zal niet rusten

IK ZAL NIET RUSTEN
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen

Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal op mijn bed niet slapen,
ik zal mijn ogen niet dicht doen,
ik zal niet rusten, geen ogenblik,
voordat ik heb gevonden:

een plek waar Hij wonen kan,
een plaats om te rusten voor Hem
die God is, de enige ware.

Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal mijn ogen niet dicht doen,
ik zal niet rusten, geen ogenblik,
ik mag versmachten van dorst,
tot ik gevonden heb:

een plek waar de doden leven
de plaats waar recht wordt gedaan
aan de verworpenen der aarde.

Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste

In het Verzameld Liedboek staat bij dit lied genoteerd ‘Psalm 132: 3-5’. En in 150 psalmen vrij’ staat het als de vrije bewerking van Psalm 132. Psalm 132 maakt deel uit van vijftien zogeheten Bedevaartliederen, Psalm 120 – 134. Men denkt dat dit een bundeltje liederen was dat meegenomen werd op bedevaart naar Jeruzalem. Daarin komen alle aspecten van het leven aan bod: het kwaad in de wereld, de terugkeer uit de ballingschap (‘Als God ons thuisbrengt’), de schepping van hemel en aarde, de werkzame nabijheid van de Schepper (‘onze hulp is de naam van de Levende die hemel en aarde gemaakt heeft’). In dat bundeltje staat ook de bekende Psalm 122 ‘Stad van mijn hart’, waarin onderweg alvast gezongen wordt over het doel van de pelgrimage, de Stad van Vrede. En dus ook deze Psalm 132. Psalm 132 is verreweg de langste van alle bedevaartliederen. Veel commentaren denken dat hier twee oude liederen zijn samengevoegd. Het eerste deel is de belofte van David om voor de Levende een tempel te bouwen. Het tweede deel (vers 10-18) vertelt dat de Levende Jeruzalem heeft gekozen als woonplaats en David daar als koning laat zetelen.

Het lied Ik zal niet rusten bezingt de belofte van David: hij zal voor de Levende een tempel bouwen. Voor de pelgrim op weg naar Jeruzalem is dat een terugblik op een verleden toen onder David het land nog onverdeeld was en welvarend. Jeruzalem als de stad waar de Levende woont, stad van vrede, waar de stammen van Israël samen komen.

Toch is het waarschijnlijk dat de pelgrims niet alleen gedacht hebben aan wat gebeurd is in de dagen van David. Ze moeten ook gezien hebben dat die verhalen over de Ark en de bouw van de tempel iets vertellen over hun eigen leven. Met als vraag: heeft of krijgt de Levende een plaats in mijn leven? Het lied Ik zal niet rusten zingt, denk ik, met name over die vraag.

Het eerste couplet is bijna letterlijk genomen uit de psalm. Het is de belofte van David: ik zal niet wonen zolang de Levende niet wonen kan. Ik zal ook niet rusten, niet slapen, ik doe, letterlijk en figuurlijk, geen oog dicht voordat de plek gevonden is waar de Levende wonen kan. ‘Rusten’ en ‘slapen’ zijn woorden die in de psalmen vaker voorkomen. Ik denk bijvoorbeeld aan Psalm 3: ‘ik lig, ik slaap, ik ontwaak: de Levende houdt me vast’. Of aan Psalm 4: ‘In vrede vind ik rust en slaap, want jij bent het voor mij, JIJ, de enige, vast en zeker’. In deze psalmen is er het besef dat de Levende aanwezig is en dat geeft rust en vertrouwen. Dan kan er van alles dreigen, maar dan kun je toch rustig slapen. In Psalm 132 is er geen sprake van rust. De psalmist kan geen rust vinden, want eerst moet die belofte worden waargemaakt: een plaats waar de Levende kan wonen. De dichter is er zich dus van bewust dat de aanwezigheid van de Levende niet vanzelfsprekend is. Daar moet een mens iets voor doen. Zij / hij moet de Levende een plaats geven in het leven, het is kwestie van zoeken, bereid zijn om te wachten, zich open te stellen. De aanwezigheid van de Levende is een gave en die gave wordt alleen ontvangen als een mens zich daarvoor inzet. Dan blijkt uit het eerste couplet van dit lied dat die moeite groot is. Dat is toch opmerkelijk in de Psalmen en in de hele Schrift: aan de ene kant is er het vertrouwen dat de Levende er is, dat is ook de naam van de Levende, Ik-zal-er-zijn. Maar anderzijds is het ook een zoektocht, en niet één keer, maar meerdere keren, misschien wel een leven lang. Het is in de trant van de verzuchting van Augustinus: ‘mijn hart is onrustig totdat het rust vindt in U’. Het lied Ik zal niet rusten legt me in de mond dat de zoektocht naar God een leven lang kan duren.

Het tweede couplet is aanvankelijk vrijwel gelijk aan het eerste. Nieuw is de ‘dorst’, maar dorst is een vertrouwd beeld voor het verlangen naar God. Het verschil met het eerste couplet zit in de laatste drie regels. Die lijken in eerste instantie over iets heel anders te gaan. Maar bij nader inzien is dat misschien wel niet het geval. Als in beide coupletten de eerste vijf regels parallel lopen, dan zou dat erop kunnen wijzen dat de laatste drie regels in feite ook parallel lopen.

Laten we eens goed naar die laatste drie regels kijken. Daar wordt uitgelegd wat het voor een plek is, waar ‘Hij wonen kan’: dat is een plek waar de doden leven en waar recht wordt gedaan aan de verworpenen der aarde’. Deze regels staan niet in Psalm 132, die zijn in de vrije bewerking toegevoegd. Daar gebeurt wat ook elders in de liederen van Huub Oosterhuis en in zijn toespraken benadrukt wordt: een plek waar de Levende kan wonen, dat kan alleen een plek zijn waar mensen recht doen aan rechtelozen. Het is dus niet een plek om in slaap te vallen, ook niet om in vervoering te raken van de aanwezigheid van de Levende. Het is een plek waar de woorden van de Schrift worden gedaan. Alleen daar kan de Levende wonen.

Dit lied maakt dus een dubbelslag: mensen gaan op zoek naar God, proberen God een plaats te geven in hun bestaan. Dat heeft ook iets van rust, vrede in je hart zoeken. Maar de beweging gaat verder. Echte rust en vrede vinden we pas als we de woorden van de Schrift doen.

In die laatste regels staat de zin ‘een plek waar de doden leven’. Is dat de hemel? Dat zou kunnen. Maar eerder denk ik dat het een plek is waar het leven een nieuwe kans krijgt. Die op een dood spoor leken te zitten, kunnen weer ademen. Dan sluit het dus aan bij de volgende regel: aan de verworpenen der aarde wordt recht gedaan. Klinkt daarin niet mee de eerste regel van de Internationale, ‘ontwaak verworpenen der aarde’? Met die verwijzing naar de Internationale wordt nogmaals benadrukt: de Levende een plek geven in je leven kan alleen door de woorden van de Schrift te doen. En, ik weet niet of dat opzet is, maar door de verwijzing naar de Internationale zit er in het lied Ik zal niet rusten ook een woordenspel met slapen en ontwaken: ik zal niet rusten, niet slapen, voordat de verworpenen der aarde zijn ontwaakt! Als dat gebeurt zullen we samen rust en vrede vinden.

Deel dit artikel!

Comments are closed.