NU NOG MET HALVE WOORDEN – LIEFDE, LIEFDE

NU NOG MET HALVE WOORDEN – LIEFDE, LIEFDE
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: O Heer die daar; bewerking: Bernard Huijbers

Nu nog met halve woorden, hier en daar,
kijkend in donk’re spiegels, bijna waar,
blijven wij vreemden die zien en weer vergeten,
doen in den blinde wat moet, maar ongeweten.
Dan, eenmaal, wordt, wat niet bestaat:
wij zullen opengaan,
en zien en horen, oog in oog,
van mens tot mens verstaan.

Weten voorbij aan alle angst en schijn
en liefde, liefde zal geen woord meer zijn.
Lichaam en zwijgen genoeg, en onze namen
rusten in licht als leeuw en lam tesamen.
Nu nog verslaafd, dan waar en vrij,
ontketend, onverbloemd.
Nu nog in tranen, dan getroost
en met mijzelf verzoend.

Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste

Een nieuwe tekst op een oude Engelse melodie. De oude tekst O Heer die daar des hemels tente spreidt is uit Valerius-Gedenck-Clanck van 1626. De woorden daarvan balanceren tussen een noodkreet en een gebed van vertrouwen, eigenlijk net als in de meeste zogeheten klaagpsalmen: ‘Wij slaan het oog, tot U omhoog / die ons in angst en nood / verlossen komt’ en ‘Had ons de Heer – Hem zij de eer – / alzo niet bijgestaan / wij waren lang (ons was zo bang) / al in de druk vergaan’. Wellicht hebben sommigen van u het nog gezongen als Gezang 412 uit het Liedboek van de Kerken van 1973.

Huub Oosterhuis zoekt in Nu nog met halve woorden ook naar een balans. Hier gaat het om een evenwicht tussen het niet-weten en anderzijds ‘zien, horen en verstaan’. Zowel in de tekst van Valerius als in die van Oosterhuis is het sleutelwoord ‘liefde’. Bij Valerius komt de liefde van God en vanuit die liefde is er redding uit de nood. In de tekst van Oosterhuis lijkt de liefde niet onder woorden te brengen, maar is er het visioen dat die ooit zal opbloeien in mensen. Uit de woorden van het lied blijkt niet dat God daar de hand in heeft. Het overkomt de mens, het wordt de mens gegeven om iets te beleven van het mysterie van het leven en van de liefde. Maar, zoals gebruikelijk, zit de tekst van Oosterhuis vol verwijzingen naar de Schrift. Het visioen van de liefde hoort wel degelijk bij het Grote Verhaal van de Schrift.

Nu nog met halve woorden opent met de onmacht om het mysterie van de liefde te doorgronden. ‘Halve woorden’, het is niet écht onder woorden te brengen, het is niet te zeggen. Maar blijkbaar is er de niet te stuiten behoefte om toch woorden te zoeken. We vinden, zingt het lied, hier en daar halve woorden. Daar moeten we het ‘nu nog’ mee doen. Ze zijn goedbedoeld, maar ontoereikend. Misschien zijn ze ook halve waarheden: want de woorden die je ‘hier en daar’ vindt, zijn die wel waar? Het lijkt meer op ‘even is het waar en dan weer is het weg’.
De ‘donkere spiegels’ in de tweede regel verwijzen ongetwijfeld naar 1 Korintiërs 13:12. In dat loflied op de liefde schrijft Paulus: ‘Nu kijken we nog in een spiegel, we zien raadselachtige dingen, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht’. In het lied zijn de spiegels ‘donker’ om te benadrukken dat je niets of nauwelijks iets kunt zien. Soms een glimp, zodat je het gevoel hebt dat je ‘bijna’ de waarheid te pakken hebt.
Maar het blijft bij ‘bijna’: wij blijven ‘vreemden’ die soms even zien. En zo, in feite niets begrijpend van het mysterie, ‘ongeweten’, doen we ‘in den blinde’ wat gedaan moet worden. Wie weet waarom en waartoe het leidt?

In deze regels wordt duidelijk een link gelegd met 1 Korintiërs 13. Ook daar wordt de liefde enerzijds bezongen als ‘daar zijn geen woorden voor’, maar anderzijds als de kern van ons bestaan. Ook Paulus schrijft dat ooit het mysterie van de liefde onthuld zal worden. In Nu nog met halve woorden wordt dat visioen bezongen in het tweede deel van het eerste couplet. De tekst verandert, van ‘donkere spiegels’ naar ‘zien en horen’. En de muziek verandert mee: is de muziek eerst plechtig en zoekend, nu lijkt het alsof iedereen rechtop gaat zitten. Wat onbestaanbaar is, zal gebeuren: wij gaan open. En dat heeft twee kanten. Omdat we opengaan zien we en horen we. Maar we wórden ook gezien, ‘oog in oog’, of in de woorden van Paulus in 1 Korintiërs 13: ‘van aangezicht tot aangezicht’. En we worden ook gehoord: ‘van mens tot mens verstaan’. Halve woorden zijn hele woorden geworden, er is een verstaan van mens tot mens. Een kennen en weten, meer dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden.

Het tweede couplet gaat door op wat ‘eenmaal’ zal geschieden. Er zal ‘weten’ zijn. Dat weten komt in de plaats van angst. Die ‘angst’ verwijst misschien nog naar ‘ons was zo bang’ in de tekst van Valerius. In plaats van ‘schijn’ is er werkelijkheid, zien en horen. ‘Liefde’ is niet meer een woord dat niet te bevatten is, liefde is nu aan woorden voorbij. Het woord ‘liefde’ staat er twee keer. Je zou kunnen zeggen: eerst ‘halve woorden’ en nu dubbel-op! Met het zien en horen is er ook een weldadige rust en vrede gekomen. ‘Lichaam en zwijgen’ zijn tot rust gekomen, het is goed zo. ‘Onze namen’, dat zijn we met heel ons zelf rusten in licht, en zeker niet meer kijkend in donkere spiegels. ‘Als leeuw en lam tesamen’. Hier klinkt het visioen recht en vrede uit Jesaia 11.

‘Nu nog verslaafd’, in slavernij in welke vorm dan ook, maar in elk geval niet-vrij. Daar staat heel nadrukkelijk het woord ‘nu’. En dat staat in spanning met ‘dan’. We zijn er nog niet. Maar het visioen geeft moed en troost. En parallel daaraan nog een keer ‘nu…dan’. ‘Nu nog in tranen’, zoals dit leven op deze aarde wel getypeerd wordt als leven in een dal van tranen. ‘Dan getroost’, tranen gedroogd, zoals Johannes dat voorziet in Apocalyps 21:4.

‘En met mijzelf verzoend’. Het eerste couplet eindigde met ‘van mens tot mens verstaan’. Het verstaan, het kunnen zien en horen, niet meer vaag, maar helder, brengt je niet alleen oog in oog met anderen en met de werkelijkheid, maar ook met jezelf. Liefde is niet alleen een kracht die zich richt tot de ander, maar ook tot jezelf. Dan is er echt ‘vrede’. De ‘ziel is tot rust gekomen’, zoals dat gezongen wordt in Psalm 131.

In een vroegere versie waren de laatste vier regels van het tweede couplet anders:
Dit woord is hard, het komt en gaat / en brengt de dood in jou. / Wie droomt zo’n lied ten einde toe, / twee mensen, man en vrouw.
In deze versie werd Nu nog met halve woorden vooral gezongen in huwelijksvieringen. ‘Het brengt de dood in jou’ doet denken aan Hooglied 8:6 ‘ Sterk als de dood is de liefde, hard als het dodenrijk de hartstocht, haar flitsen zijn van vuur, een vlam die komt van de Levende’. Ik denk dat de tekst later terecht is gewijzigd. Op de eerste plaats gaat het bij een huwelijksviering niet per se om een huwelijk tussen man en vrouw. Maar bovendien gaat 1 Korintiërs 13 en ook het Hooglied niet over huwelijksliefde, maar over liefde als goddelijke kracht in het leven van alle mensen.

De liefde wordt bezongen als de motor die ons gaande houdt. Die ons naar anderen toe doet gaan, die ons ertoe aanzet om open naar onszelf te kijken. De liefde is een gave, geen prestatie. En die wordt je gegeven als je blijft zoeken, als je blijft proberen je die eigen te maken. Ook al zal dat misschien alleen maar zijn met ‘halve woorden’ en ‘bijna waar’. Al zoekende blijkt het helemaal waar te kunnen worden.

Deel dit artikel!

Comments are closed.